Nieuwe afdeling toevoegen

In deze stap wordt uitgelegd hoe een afdeling kan worden toegevoegd. Een afdeling kan worden toegevoegd aan een locatie zodra een locatie is aangemaakt, zoals in de vorige stap is beschreven:  "Nieuwe locatie toevoegen".

Hieronder wordt stapsgewijs uitgelegd welke onderdelen doorlopen moeten worden en wat er ingevuld en geselecteerd moet worden.  

• 1. Basisinformatie
• 2. Oppervlakte bewerken/bijsnijden
• 3. Rij kenmerken bewerken
• 4. Horiver-kaarten
• 5. Scoutvoorkeuren
• 6. Grenswaarden 

Soort afdeling 

Het soort afdeling bepaalt of de afdeling indoor (Kas) of een outdoor afdeling is.  

Bij de Kas indeling wordt een zo accuraat mogelijke reconstructie van de kasindeling getekend met rijen en poten.
Bij Outdoor kan middels GPS coordinaten het veld worden afgetekend waar de outdoor locatie zich bevind. Het scouten gebeurt hierbij ook op basis van GPS locatie. Deze Outdoor optie is nog bèta. Dit betekent dat bepaalde functionaliteiten nog niet volledig werken. Feedback van gebruikerskant is hierbij gewenst. Stuur de feedback naar natutecscout@koppert.com 

1. Basisinformatie 

Naam afdeling 

Geef hier een naam voor de afdeling in. Deze moet uniek zijn binnen een locatie. 

 Afdeling in m² 

Vul hier een zo accuraat mogelijke benadering van de oppervlakte van de afdeling in. Deze kan op de analysepagina worden gebruikt om de plaagdruk per vierkante meter weer te geven. 

 Maximaal aantal rijen 

Vul het aantal rijen in van de kant van het betonpad waar zich de meeste rijen bevinden. Het is niet mogelijk om nog extra rijen en/of poten toe te voegen op een later moment. Bij de volgende stap: “Oppervlakte bijwerken/bijsnijden” zal er een schematische weergave worden getoond van de kas op basis van het aantal rijen en poten. 

 Maximaal aantal poten/palen per kant 

Vul ook hier het aantal poten in van de rij die de meeste poten heeft. Mocht een aantal rijen korter zijn, dan kan het teveel aan poten per rij worden uitgesloten in de volgende stap. 

2. Oppervlakte bewerken/bijsnijden

 Oppervlakte/bijsnijden 

Hier is een schematische weergave te zien van de kas op basis van het maximaal aantal rijen en poten die in de vorige stap zijn ingegeven. In deze stap is het mogelijk om kenmerken aan de kas toe te voegen die impact hebben op de schematische weergave van de kas. Denk hierbij aan een pad dat van het betonpad naar de gevel loopt. Klik het vinkje aan het begin van het pad om de hele rij aan te vinken. Wanneer er objecten zoals een ketel of elektriciteitshuisje aanwezig zijn, kunnen op die plaats enkele vinkjes worden aangevinkt om de locatie van die objecten weer te geven. Mocht de lay-out van de kas significant afwijken, bijvoorbeeld wanneer het betonpad zich geheel aan de rechterkant of linkerkant bevindt, sluit dan de gehele linkerkant of rechterkant uit door alle vinkjes die zijn weergegeven voor het pad aan te vinken. Het is niet mogelijk om meerdere verticale paden aan te geven in de schematische weergave. In deze stap verwijderde rijen kan niet op worden gescout. 

3. Rij kenmerken bewerken 

Hier is nogmaals de schematische weergave van de kas te zien. In deze stap is het mogelijk om de nummering van de rijen aan te passen. Dit kan op twee manieren. Het advies is om op de knop “Setup Rows” te klikken. Hierbij opent een veld waarin voor de linker en rechterhelft van de kas is weergegeven hoeveel rijen deze heeft. Als in de vorige stap rijen zijn verwijderd, dan zal in deze weergave te zien zijn dat de kas opgedeeld is in secties, waarbij voor iedere sectie wordt weergegeven hoeveel rijen deze heeft. Probeer in deze setup de verschillende mogelijkheden uit en experimenteer hier mee zodat de kas een zo goed mogelijk beeld geeft van de werkelijkheid.  

Patroon 

Om een patroon in te stellen moet eerst de sectie worden geselecteerd. Vervolgens kan de nummering van de paden worden ingesteld op basis van een interval per rij.  Bepaal de richting van tellen door “Beneden naar boven” of “Boven naar Beneden” te kiezen. Voer daarna bij “Startnummer rij” met welk rijnummer de sectie moet beginnen en daarnaast de interval per rij in. Als voorbeeld: wanneer in de sectie links even getallen heeft en de sectie rechts oneven getallen, vul dan voor links bij Startnummer rij, het getal 1 in en bij interval rij 2. Voor rechts geldt dan dat het startnummer voor de rij 2 is en de interval per rij ook 2.  

De tweede manier is door op de velden van de rijnummering en deze met de hand aan te passen naar de gewenste rijnummering.  

4. Horiver-kaarten 

Bepaal waar de Horiver kaarten hangen door het vinkje van de locatie aan te klikken. Horiver locaties zijn makkelijker terug te vinden in de Scout applicatie, want hier kan op gefilterd worden. Hiermee wordt gezorgd dat er gemakkelijk op dezelfde locaties wordt gescout. 

5. Scoutvoorkeuren 

Kies hier de plagen, beneficials en ziekten waarop gescout gaat worden. De scoutmethoden kunnen hier ook toegevoegd worden. Begin met het selecteren van het soort gewas. Dit laadt een vooringestelde lijst van scoutvoorkeuren. Eventueel kan ook nog de gewassoort toegevoegd worden om deze beter te specificeren, maar dit is geen verplicht veld.  Er kunnen extra plagen, natuurlijke vijanden, ziekten en bestuiving worden toegevoegd met de velden onder categorieën. Selecteer per insect welke scoutmethode(n) relevant zijn. Staat een insect niet in de beschikbare lijst, stuur dan een e-mail naar natutecscout@koppert.com  of gebruik de feedback knop. Deze zullen dan worden toegevoegd. 

De scoutmethoden zijn als volgt: 

Kaarttelingen 

Dit zijn de tellingen van het aantal plagen en ziekten die op de Horiver kaarten worden gescout. Deze tellingen verschillen van normale tellingen doordat ze over de weken heen – als de kaart niet wordt vervangen – als toename per week kunnen worden berekend op de Analyse-pagina. Lees meer over kaarttelingen in 

Invoermethodes 

Anders dan bij kaarttelingen gaat het bij deze scoutmethode om de tellingen die buiten de Horiver kaart worden gescout. Dit kan dus op alle mogelijke plaatsen zijn rondom het gewas zoals op de plant, in de grond en onder het blad. 

Intensiteit 

Bij intensiteit wordt (de impact van) de plaagdruk ingedeeld op een schaal van 0-5. Op deze manier wordt dus niet op onderbuikgevoel een schatting gemaakt. Door met intensiteit te werken en dit op een consistente manier te scouten, kan een goede en betrouwbare analyse worden gemaakt van de (impact op de) plaagdruk. 

Aanwezigheid/Afwezigheid 

Bij aanwezigheid/afwezigheid gaat het er alleen om of de plaag, natuurlijke vijand of ziekte aanwezig is. Als er bijvoorbeeld op een vast aantal planten wordt gescout of iets aanwezig of afwezig is, kan dit goed worden bijgehouden met deze scoutmethode. Als bij het controleren van 10 planten, 3 plekken aanwezigheid wordt genoteerd, en 7 plekken afwezigheid, komt het aanwezigheidpercentage op 30% uit.   

Er kan gekozen worden om alleen op Aanwezigheid te scouten – dit heeft als gevolg dat er op de plattegrond te zien is waar de plaag zit, maar hierbij zal het percentage altijd 100% zijn.  

Om een observatie te verwijderen: verwijder alle scoutmethoden en druk op Opslaan.  

Kleuren toekennen 

De plagen, natuurlijke vijanden en ziektes hebben standaard een kleur .  

Je kan zelf een eigen kleur toekennen aan een observatie. Dit kan door aan de linkerkant op het vakje met de kleur te klikken en een gewenste kleur te selecteren. Deze kleuren komen later ook terug in de scoutapp in de mobiele versie van de Natutec scout app en op de Analyse pagina. 

6. Grenswaarden 

Bij de grenswaarden kunnen drempelwaarden worden ingesteld per scoutmethode die in de vorige stap zijn ingesteld. De grenswaarden zijn gecategoriseerd op basis van scoutmethode. Het is niet verplicht om grenswaarden in te geven, maar  alleen wanneer de grenswaarden zijn ingegeven is het mogelijk om heatmaps te creëren en waarschuwingen te genereren wanneer de kritieke drempelwaarde wordt  bereikt.  Wanneer de waarde van de plaag gelijk is aan de kritieke waarde, of hoger, komt er een waarschuwing op de Home pagina. Gedurende het jaar is het mogelijk om de grenswaarden aan te passen naar de situatie in de kas om een zo betrouwbaar mogelijke heatmap te genereren en relevante mogelijke waarschuwingen te krijgen.